maandag 23 december 2019

Genieten van pastilla in de Kolenkit



Voor een opdracht ben ik op weg naar een afspraak waar ik een presentatie zal geven als ik besluit om op de A10 langs Amsterdam-West de afslag Bos en Lommer (in de volksmond: ‘Bolo’) te nemen, op zoek naar iets lekkers voor bij de bespreking. Ik bevind me in de Kolenkitbuurt.

Tien jaar geleden werd dit de meest problematische wijk in Nederland genoemd. Onder andere vanwege slechte huisvesting, armoede bij bewoners en een heersend gevoel van onveiligheid.  Nu is er geïnvesteerd in de wijk en wisselen moderne en oorspronkelijke bebouwing elkaar af. Er zijn veel nieuwe bewoners bijgekomen. Er wordt nog steeds flink gebouwd. Ik vraag me af: hoe staat de wijk er nu voor?

Ik parkeer  aan de Bos- en Lommerweg, tegenover de Akbarstraat, die wegens werkzaamheden volledig open ligt. Ik vind een plekje pal voor Patisserie Rahmouni. In de lunchroom zijn om 2 uur ’s middags meer dan tien tafels bezet zijn. Een lange toonbank met zoete en hartige lekkerheden staart mij aan en ik bestel een kopje thee en een pastilla met kip. Mijn hemel, dat is lekker!

Ik knoop een praatje aan met eigenaar Ahmed Rahmouni en zijn vrouw Intessar (Ahmed: “Het betekent overwinning”). Zij komen bij me zitten met hun 5-jarige dochter Reem. Wat bewoog hen om hier zo een grote patisserie te starten? Ahmed vertelt dat hij geboren werd in Tétouan, vlakbij de noordoostelijke kust van Marokko, niet ver van Spanje. Ook Intissars ouders komen uit Tétouan. Zijzelf is geboren en getogen Amsterdammer. Ahmed werkte als sales manager voor een energiebedrijf en samen woonden ze in Dubai. Maar Amsterdam en haar familie lonkten. “Ik ben toch wel van het nuchtere en van het doe-maar-normaal. En dat miste ik toch wel heel erg.” Dus verlieten ze Dubai en trad Ahmed op deze plek in Amsterdam in de voetsporen van zijn vader.  

In Marokko is de familie wereldbekend. Vader Rahmouni opende eind jaren ‘60 de eerste Patisserie Rahmouni in Tétouan. Dit groeide uit tot een grote onderneming. Ooms en broers van Ahmed hebben gelijknamige winkels in Tanger, Rabat en binnenkort in Casablanca. De Amsterdamse zaak opende een maand geleden de deuren en is nummer zeven, de eerste buiten Marokko.

In de kelder wordt al het lekkers gebakken. Ahmed vertelt dat het moeilijk is om goed gemotiveerd winkelpersoneel te vinden. De man en de vrouw die nu in dienst zijn, zijn heel gemotiveerd en hebben een Marokkaanse achtergrond. “Maar ik wil meer goeie mensen en meer diversiteit. Ik zou hier graag in ieder geval nog een Nederlandse en een Turks-Nederlandse medewerker hebben staan.”
Van andere horeca-ondernemers weet ik dat ze belangrijk vinden dat personeel een weerspiegeling is van de klanten die je wil hebben. Ik ben benieuwd wie er nu in de zaak zitten. Zijn het alleen Marokkaanse Amsterdammers?  

Ik draai mijn stoel naar de toonbank. Daar staat Paolo, een veertiger uit Argentinië. Aan zijn hand heeft hij zijn vijfjarige dochter. “Ik kom hier zo vaak als ik kan. Er zijn weinig zaken zoals deze, met zo een grote sortering en van deze kwaliteit.” Hij en zijn Argentijnse vrouw wonen al twaalf jaar in Nederland. Hij is uitgever van academische tijdschriften is tevreden met hun woning in Bos en Lommer. Hier kan hij zich een ruimere woning veroorloven dan waar hij hiervoor woonde in de stad. Hij vindt het een fijne buurt.

Een tafeltje van mij vandaan zitten vier jonge vrouwen te kletsen. Allerlei hapjes liggen op hun tafel, wachtend om gegeten te worden. Ze wonen al twintig jaar in Bos en Lommer en hebben een Nederlandse en een Marokkanse achtergrond. Als ik vraag wat ze vinden van de nieuwe mix van bewoners in deze buurt, antwoordt één van de vriendinnen dat ze weet dat dit in de media een onderwerp van gesprek is. Ze vertelt over een documentaire die is gemaakt over de Akbarstraat en deze buurt. Ook ik hoorde daarover; hij wordt in januari op de NPO uitgezonden. Hun ervaring? Het leven is hier fijn, wat buitenstaanders er ook over zeggen.

Veel tijd hebben ze niet voor me. Ik onderbreek per slot van rekening hun smakelijke uitstapje. Of ik een foto van ze mag maken. Ze willen weten waarom natuurlijk, maar vinden het niet erg. Twee wat stillere dames willen liever niet met hun gezicht in beeld. Maar ze stellen me niet teleur. Twee besluiten van plek te wisselen zodat ik de sfeer kan vastleggen.

Een joviale man loopt op ons af en begroet Ahmed enthousiast. Ook ik krijg een warme begroeting en we wensen elkaar 'Salaam Aleikum, Aleikum Salaam', waarna de uitgestoken hand over het hart glijdt. Ahmed: “Zijn ouders zijn onze buren in Tétouan. Hij herkende me meteen toen hij hier voor het eerst kwam.” Hij behoort inmiddels tot de groeiende groep vaste klanten.

Twee tafels verderop zitten twee Amsterdamse werklui. Ze drinken een kopje koffie en staan net op als ik ze wil aanspreken. Gemiste kans. Wie weet wat ik van hen een korte ontmoeting met hen had kunnen leren. Ik neem  nog een kopje thee met wat lekkers. Als dat op is kies ik enkele hapjes uit om mee te nemen en ben klaar om naar mijn afspraak te vertrekken, verschillende ervaringen rijker.

Patisserie Rahmouni is een echte pleisterplaats. Mensen uit de buurt strijken neer om even te genieten van het assortiment zoete en zoute hapjes. Hun wortels liggen in alle windstreken. De meesten komen uit de Kolenkitbuurt of andere buurten in Bos en Lommer, waar ze zich thuis voelen. In deze zaak komen werelden samen, op een plek waar het goed toeven is.

zondag 10 februari 2019

Spiegelreflex


Mensen op straat reageren met argwaan als je een straatfoto neemt waarop zij duidelijk, maar nietsvermoedend, figureren. In elk geval als ik degene ben die de foto's neemt. Dat bleek toen ik vorige week met een stagiaire de straat op ging om foto's te maken van passanten, lopend en op de fiets.

Voor Dander, een Amsterdams bureau dat de kracht van diversiteit en andere maatschappelijke vraagstukken onderzoekt, werk ik aan een opdracht en daarvoor nam ik Tal mee. Voor dezelfde opdrachtgever maakt zij foto's die de diversiteit van de Amsterdamse bevolking in beeld brengen; van jong en oud op weg van of naar huis, werk, boodschappen doen of een drankje doen. De stad in beweging. Voorafgaand aan mijn afspraak, besloot ik om een half uurtje met haar mee te doen.

Ik ging gewapend met mijn iPhone X, de hippe 17-jarige scholiere had een opzichtige Canon EOS spiegelreflexcamera mee. Die bleek van haar vader, maar zij had duidelijk aanleg voor fotografie, een goed oog voor licht en compositie, dat kon ik aan haar laatste foto's zien. In de Van Woustraat zochten we allebei een eigen plekje, niet ver van elkaar vandaan en af en toe liepen we enkele meters om een zijstraat in te kijken of een beter standpunt in te nemen. De weergoden deden erg hun best. Er stond een lekker zonnetje en er was geen neerslag te bekennen. Een beetje koud, dat wel, maar dat is een stuk minder erg als het droog is en de starten vol licht zijn.

Het maken van foto's van mensen die op straat lopen of fietsen heeft iets vreemds als je dat met een mobiele telefoon doet. Als je een selfie zou maken, zou niemand daarvan opkijken. Ook niet als je met je mobieltje een foto maakt van iemand die voor je poseert. Maar als je datzelfde mobieltje - zonder iets te zeggen - richt op voorbijgangers, dan is het andere koek. Het wekt duidelijk wantrouwen. Ik heb weliswaar niemand gehad die zich er bij me over beklaagde, maar ik voelde me toch wel een beetje een indringer. En dan helpt het niet als je je heimelijk of verdekt opstelt; je hebt het gevoel dat iemand zometeen 112 gaat bellen omdat je verdacht bezig bent.

Hoe anders was het met de stagiaire. Was het omdat zij jonger is dan ik en leuker om naar te kijken? Omdat ze hip gekleed was en met de nodige nonchalance de straat afzocht naar geschikte slachtoffers? Of was het misschien toch die knots van een spiegelreflexcamera waarmee ze bewapend was? Zodra ze die in de aanslag hield, ontwaarde zich bij de passanten een blik van vrolijke verrassing. Iets van: Ik? Maak je van mij een foto? Wow, ben ik echt zo interessant?" Ik merkte tegenover haar niets. maar dan ook niets van het wantrouwen dat mijn deel was.

Een goed voorbeeld was de jongen die in de Rustenburgerstraat liep en zowat ging poseren toen hij Tal met haar grote camera zag. Hij noemde zijn kleurrijke naam - "Ik ben Ramses Afrika, zoek maar op!" - en liet zich vervolgens uitgebreid van alle kanten fotograferen. Hoe anders verging het mij toen ik een shot maakte van een mooie vrouwelijke krullenkop die door de winkelstraat flaneerde. Ik kwam haar een half uur later toevallig tegen in de OBA, waar zij, net als Tal en ik, bleek deel te nemen aan een experiment over diversiteit. Ik vertelde haar dat ik eerder een foto van haar had gemaakt toen ze op de Van Woustraat liep. Haar gezicht verzuurde enigszins toen ze antwoordde: "O, was jij dat? Ik vond het zó vreemd. Ik dacht: waarom dóet die man dat?" Pijnlijk.

Die verschillende reflexen intrigeren me. De relatie tussen fotograaf en onderwerp is per slot van rekening ook communicatie en daar hou ik me in mijn werk voor opdrachtgevers vooral mee bezig.

Om erachter te komen of het ligt aan het soort fototoestel of aan het geslacht, de leeftijd en de uitstraling van de fotograaf, ga ik bij wijze van experiment deze zelfde oefening volgende week opnieuw doen, maar dan wisselen we van wapentuig. Als het zonnetje ook opnieuw meewerkt, hebben we goed vergelijkingsmateriaal. Indien het blijkt aan de camera te liggen (yeah sure, dream on) dan laat ik dat nog even weten.

dinsdag 5 februari 2019

Koppeling VUMC/AMC: de haperende Buitenveldert-Zuidoostbrug

Gisteren had ik een afspraak bij een internist in de VU. Of het VUMC moet ik geloof ik zeggen. In elk geval op de polikliniek interne geneeskunde aan de De Boelelaan in Amsterdam-Buitenveldert. Niks ernstigs, maar de internist vindt het belangrijk dat ook een dermatoloog me - op korte termijn - ziet. Daarvoor toetst hij van alles in op zijn PC. Mocht ik vandaag of morgen niet gebeld worden, dan raadt hij me aan zelf even met de Poli Dermatologie te bellen. Die is inmiddels verplaatst naar het AMC in Amsterdam-Zuidoost. Want VUMC en AMC gaan samen en het nieuwe Amsterdam UMC moet dus - logisch - afdelingen samenvoegen.

Vierentwintig uur later belt mijn internist me om te vragen of ik al iets heb gehoord van de afdeling Dermatologie. Dat kan ik waarderen. Het antwoord is nee. En dus stelt hij me nogmaals voor om zelf even contact te zoeken. En dat doe ik uiteraard.

Ik bel eerst het centrale nummer van het AMC, want die heb ik toevallig in mijn contactlijst. Ik word doorverbonden met de Poli Dermatologie. Althans, dat was de bedoeling. Daar wordt niet opgenomen. Ik probeer het gedurende een uur nog twee keer op die manier. Dan besluit ik om het telefoonnummer van Dermatologie te Googlen. Ik bel. Na een paar keer proberen krijg ik iemand aan de lijn.

Helaas. Het blijkt dat mijn VU-gegevens niet zijn samengevoegd met die van het AMC. En hierdoor kan Dermatologie niet bij mijn medische gegevens. Toevallig weet ik dat ik meer dan twee weken geleden een formulier heb ondertekend waarin ik toestemming geef voor samenvoeging van mijn patiëntgegevens. Die heb ik aan de VU-balie afgegeven toen ik er die dag toch moest zijn. 
De medewerker van Dermatologie adviseert me om bij de VU na te gaan wanneer mijn gegevens worden gekoppeld. Er is namelijk een achterstand, weet zij. Verder ziet zij wel een verzoek van mijn internist om op de Poli Dermatologie gezien te worden gezien, maar daar staat geen urgent bij. Dat begrijp ik niet, want het had wel haast (de huiduitslag moest gezien worden en die was inmiddels weer op zijn retour), had de internist mij aangegeven. De medewerker adviseert me om met de internist contact op te nemen.

Eerst bel ik met de Centrale Balie van de VU. De medewerker daar weet me al vrij snel te vertellen dat mijn formulier wel al is ingescand, maar dat de koppeling nog moet plaatsvinden. Het valt me eerlijk gezegd al heel erg mee dat er iets over mijn formulier bekend is. Maar dat is nu helaas onvoldoende. Er is inderdaad een grote achterstand, bevestigt de medewerker. Hij kan er zelf weinig aan doen want hij voert de gegevens zelf niet in. Hij zegt me toe dat hij contact opneemt met iemand die zich wel met de koppeling bezig houdt en zal mij terugbellen. Misschien dat ze het kunnen bespoedigen.

Vervolgens wil ik contact opnemen met de internist. Helaas geen telefoonnummer; hij belde me vanuit een anoniem nummer. De Poli Interne Geneeskunde dan maar. Daar kom ik telefonisch niet doorheen. Dan heb ik een ingeving. Via de app MyChart, waar ik via Mijn Dossier inzage heb in mijn volledige medische dossier (incl. afspraken en lab-uitslagen) bij de VU. Daar kan je een bericht sturen naar je arts. Ik schrijf wat er aan de hand is en vraag hem of hij iets kan doen om te bespoedigen dat ik bij Dermatologie kan worden gezien. Als ik op ‘verzenden’ toets, lees ik dat ernaar gestreefd wordt binnen twee werkdagen een reactie te krijgen.Wat nu?


Er zit niets anders op dan af te wachten. Ik kan weinig anders doen. Ik ben onder de indruk van het samengaan van het VUMC en het AMC. Dat lijkt me een verstandige zet. Ook ben ik helemaal in mijn nopjes met Mijn Dossier en de app MyChart. Een digitale uitkomst voor de nieuwsgierige patiënt die ik ben. En de mensen zijn er allemaal even aardig. Maar in de tussentijd lukt het niet om op korte termijn een afspraak geregeld krijgen tussen afdeling A en afdeling B binnen dezelfde organisatie. Als patiënt moet ik er zelf maar een beetje achteraan zitten. 

Gelukkig heb ik niks ernstigs. Maar zo goed als de artsen en de verpleging kunnen zijn op beide locaties van het Amsterdam UMC, zo pijnlijk lijkt het gesteld met de integratie van het VUMC en het AMC. Ik denk dat er er dringend een gediplomeerd team bruggenbouwers aan te pas moet komen om Buitenveldert en Zuidoost met elkaar te verbinden. Want bij deze koppeling gaat op dit moment iets echt niet goed. En de patiënt kan alleen maar in frustratie toekijken.