vrijdag 29 juni 2012

Besnijdenis en de religie die secularisme heet

Een rechter in Keulen vonniste deze week dat jongensbesnijdenis zware mishandeling is. Ouders die daartoe opdracht geven oordeelde hij strafbaar.

En zo vallen gelovigen in west-Europa - na het op het nippertje verijdelde Nederlandse westvoorstel om het religieus slachten in Nederland te verbieden - opnieuw ten prooi aan de weerzin van de nieuwe religie die “secularisme” heet. Een religie die de traditionele godsdiensten met wortel en tak uit de samenleving wil uitbannen. Omdat het vindt dat alles wat de logica tart, geen recht heeft om in de gedachten van burgers te gedijen.

Wat deze recente ontwikkelingen rond de sjechieta (Joodse slachtpraktijk) en de brith milah (Joodse besnijdenispraktijk) zo moeilijk verteerbaar maakt, is dat het geen simpele, ongeletterde aapmensen zijn die zich tegen o.a. de beginselen van de Joodse beschaving keren, maar parlementen en rechtbanken, instrumenten van de te pas en te onpas geroemde Joods-Christelijke traditie waarop Europa is gebouwd. 
In navolging van de Partij voor de Dieren geeft nu de Keulse rechter er ook al blijk van niet te begrijpen dat vrijheid van godsdienst niet alleen ruimte voor de geloofsovertuiging inhoudt, maar ook ruimte om daar invulling aan te geven. Het is diezelfde vrijheid die ouders van welke overtuiging ook het recht geeft om kinderen groot te brengen volgens hun eigen levensopvatting, hoe afwijkend die ook van de norm is.

In het vonnis – naar aanleiding van een zaak die tegen een arts was aangespannen omdat deze op verzoek van islamitische ouders hun 4-jarige kind heeft besneden - staat te lezen dat "het fundamentele recht van een kind op lichamelijke onschendbaarheid zwaarder weegt dan fundamentele rechten van de ouders". De daad van besnijdenis is onomkeerbaar en het kind moet volgens deze rechter zelf kunnen kiezen of het besneden wil worden.
Met dit oordeel meet de staat zich een rol aan in de ouderlijke taak. Per slot van rekening is het ook niet het kind (noch de staat) dat bepaalt wanneer een kind verwekt wordt, maar zijn dat nog altijd de ouders. Of moeten we de logica van deze rechter volgen en is het aan het kind om te bepalen of het wel geboren wil worden? En moet het als het oud genoeg is om een eigen beslissing te kunnen nemen, kunnen bepalen dat het niet geboren had willen worden?

Net zo onzinnig als deze gedachtengang, is die van de rechter als hij de “lichamelijke onschendbaarheid” van het kind inroept. Het verbaast dat hij niet meteen de geestelijke onschendbaarheid naar voren brengt. Want als het aan deze rechter ligt, zou je waarschijnlijk een kind ook niet met ideeën mogen grootbrengen waarvoor het niet zelf heeft gekozen. Verbied dan ook maar de sociaaldemocratie, het vegetarisme, het humanisme en het nudisme, om er maar een paar te noemen, want daar heeft zo’n kind per slot van rekening ook niet voor gekozen. Noch voor de talloze rituelen die met deze overtuigingen en levensbeschouwingen samenhangen. En eenmaal in het sponzige kinderhoofdje, moet het van goeden huize komen om het als volwassene van zich af te schudden. Ook aan die ideeën zit het nagenoeg vast.

Gelukkig begeeft de rechter zich niet op het wetenschappelijke terrein. Dat jongensbesnijdenis de kans op infecties vermindert en het risico op prostaatkanker verkleint (Circumcision and the risk of prostate cancer, maart 2012) zullen we gemakshalve maar buiten beschouwing laten. En dat jongensbesnijdenis zelfs het WHO en UNAIDS HIV-preventiepakket zijn opgenomen, is hier ook niet relevant. Wie schetst dan ook onze verbazing als in mei 2011 de landelijke artsenfederatie KNMG een standpunt inneemt om jongensbesnijdenis te ontmoedigen. Medische voordelen zouden volgens de verzamelde Nederlandse artsen ontbreken. WHO en UNAIDS zijn kennelijk onbekende medische instellingen in de Hollandse polder. Om daaraan toe te voegen dat jongensbesnijdenis een grote kans op complicaties kent, en andere halfzachte beweringen. Een vergrote kans op complicaties is er alleen als de KNMG in dit standpunt doordraaft en daarmee bevordert dat het aantal “keukentafelpraktijken” in Nederland gaat toenemen.

Maar laten we de wetenschap erbuiten houden. Die voegt, net als bij de discussie rond het ritueel slachten, weinig toe aan waar het echt om gaat: de verguizing van alles wat godsdienstig is.De toenemende intolerantie in west-Europa, met Nederland voorop, neemt met de strijd tegen gelovigen onaanvaardbare proporties aan. Het verbieden van ouders om hun kind op te voeden met de riten en symbolen van het eigen geloof (bij Joden te beginnen met het besnijden van zonen op hun 8e geboortedag), moet minstens zo aanvaardbaar zijn als een kind 18 jaar lang belangrijke voedingsstoffen als melk, kaas en eieren onthouden. Door het één niet en het andere wèl toe te staan, wordt de indruk versterkt dat onze samenleving lijdt aan een ernstige vorm van xenofobie, die als een wolf in schaapskleren schuil gaat achter de geuzennaam secularisme.
© David Serphos

zaterdag 23 juni 2012

Communicatie? ROFL!


Everything old is new again.
Na zeven jaar pak ik het bloggen weer op. Never a dull moment* noemde ik die gedachten toen. What’s new? Ervaringen rijker, illusies armer en ik heb af en toe nog wel eens iets dat ik kwijt wil. Het idee dat u zo'n stukje wel zou willen lezen is ego-strelend. Dus ga ik zo nu en dan weer iets van me laten horen. In zo’n 500-600 woorden. Minder is gewoonweg niet te doen.
In die zielige 140 leestekens (grofweg 20 woorden) die Twitter ons toebedeelt, komen de wereldbeschouwingen die ik van me af wil schrijven moeilijk tot hun recht, merk ik. En ze worden vaak ook nog eens verkeerd begrepen, waardoor ik veel meer bezig ben met m'n tweets uit te leggen dan m’n bedoeling was. Zo leidt een tweet van mijn hand regelmatig tot DM’s (ook slechts max. 140 leestekens, ...waarom???), vervolgens tot uitgebreide emails (heerlijk, die ruimte!) en tenslotte - voordat de ruzie geheel uit de hand loopt - tot het plegen van een telefoongesprek. Everything old is new again.

Wat zijn we eigenlijk opgeschoten met die digitale revolutie? Ik ben met communiceren veel meer tijd bezig dan dat het me heeft opgeleverd. Sterker nog, ik denk dat ik honderd keer meer tijd steek in m’n sociale communicatie dan in 1989, toen ik het op m’n eerste werkplek qua langeafstandsberichten nog met slechts een telex (die ging er net zo’n beetje uit), een fax (ze bestaan nog!) en 100 MB harde schijfruimte (dat is ongeveer één-honderdduizendste van wat ik nu tot m’n beschikking heb) moest doen. Opa vertelt.

Iets  verder terug in de tijd (we spreken nu 1982) studeerde ik Communicatie. Communicatie! Haha! LOL! ROFL! Wat een timing. Nee, dat communicatie vooral een digitaal fenomeen zou worden, wisten mijn leermeesters me nog niet in te fluisteren. Blind leren typen was eigenlijk nog het beste advies dat ik van hen meekreeg. Op de universiteit ging dat overigens nog met een IBM Selectric. Maar thuis werkte ik inmiddels op een "kleine" Brother tekstverwerker, die je in staat stelde de laatste 12 leestekens van wat je aan het tikken was, te corrigeren, voordat ze op het papier werden vereeuwigd. Cool. Ja, zo’n early adopter was ik al, mensen!

In 1990 was er m’n eerste mobiele telefoon, een Motorola model diepvriezer. Toen was de beer los en is de ellende pas goed begonnen. Bij iedere nieuwe technologische ontwikkeling, heb ik mij in de winkel gemeld. Voor de kleine Motorola Flip-phone betaalde ik in 1993 zo’n 3500 Antilliaanse Guldens (een godsvermogen, naar welke valuta je het ook wil converteren), en ieder nieuwtje sindsdien, inclusief de Blackberry, de iPad en de iPhone heb ik niet kunnen weerstaan. Ik was een relatief vroege Facebooker (november 2007) en Twitteraar (april 2009) en als de volgende beweging zich voordoet, kan ik me waarschijnlijk weer niet bedwingen.

Maar wat brengt het me? Vooral meer drukte voor mezelf en irritatie bij m’n vrouw, als we op de bank zitten. En bij m’n schoonouders, als we zitten te eten in een goed restaurant. En bij op-zich-hele-aardige-mensen met wie ik in principe in gesprek ben, maar die me niet weten te boeien met hun gebrabbel.
Veel begrip voor de sociaalmediagenieke mens is er in deze kringen niet. In de ogen van deze Twitterfoben ben ik een in mezelf gekropen, contactgestoorde geek. En dat terwijl ik juist zo fantastisch sociaaldigitaalcommunicatief bezig ben! Een bizarre paradox eigenlijk. En misschien ook wel lachwekkend. Op een eigenaardige manier. Toch?

© David Serphos
*Druk op de gekleurde woorden voor uitleg.