![]() |
Everything old is new again. |
Na zeven
jaar pak ik het bloggen weer op. Never a dull moment* noemde ik die gedachten
toen. What’s new? Ervaringen rijker, illusies armer en ik heb af en toe nog wel eens iets dat ik kwijt wil. Het idee dat u zo'n stukje wel zou willen lezen is ego-strelend. Dus ga ik zo nu en dan weer iets van me laten horen. In zo’n 500-600
woorden. Minder is gewoonweg niet te doen.
In die
zielige 140 leestekens (grofweg 20 woorden) die Twitter ons toebedeelt, komen de
wereldbeschouwingen die ik van me af wil schrijven moeilijk tot hun recht, merk ik. En ze
worden vaak ook nog eens verkeerd begrepen, waardoor ik veel meer bezig ben met m'n tweets uit te leggen dan m’n bedoeling was. Zo leidt een tweet van mijn hand regelmatig tot
DM’s (ook slechts max. 140 leestekens, ...waarom???), vervolgens tot uitgebreide emails
(heerlijk, die ruimte!) en tenslotte - voordat de ruzie geheel uit de hand loopt - tot
het plegen van een telefoongesprek. Everything old is new again.
Wat zijn we eigenlijk
opgeschoten met die digitale revolutie? Ik ben met communiceren veel meer tijd
bezig dan dat het me heeft opgeleverd. Sterker nog, ik denk dat ik honderd keer
meer tijd steek in m’n sociale communicatie dan in 1989, toen ik het op m’n eerste werkplek qua langeafstandsberichten nog met slechts een telex (die ging er net zo’n
beetje uit), een fax (ze bestaan nog!) en 100 MB harde schijfruimte (dat is
ongeveer één-honderdduizendste van wat ik nu tot m’n beschikking heb) moest
doen. Opa vertelt.
Iets verder terug in de tijd (we spreken nu 1982)
studeerde ik Communicatie. Communicatie! Haha! LOL! ROFL! Wat een timing. Nee,
dat communicatie vooral een digitaal fenomeen zou worden, wisten mijn
leermeesters me nog niet in te fluisteren. Blind leren typen was eigenlijk nog
het beste advies dat ik van hen meekreeg. Op de universiteit ging dat overigens
nog met een IBM Selectric. Maar thuis werkte ik inmiddels op een "kleine" Brother tekstverwerker, die je in staat stelde de laatste 12 leestekens van wat je aan
het tikken was, te corrigeren, voordat ze op het papier werden vereeuwigd. Cool.
Ja, zo’n early adopter was ik al, mensen!
In 1990 was
er m’n eerste mobiele telefoon, een Motorola model diepvriezer. Toen was de
beer los en is de ellende pas goed begonnen. Bij iedere nieuwe technologische
ontwikkeling, heb ik mij in de winkel gemeld. Voor de kleine Motorola Flip-phone betaalde ik in 1993 zo’n 3500 Antilliaanse Guldens (een godsvermogen, naar
welke valuta je het ook wil converteren), en ieder nieuwtje sindsdien,
inclusief de Blackberry, de iPad en de iPhone heb ik niet kunnen weerstaan. Ik was een relatief vroege Facebooker (november
2007) en Twitteraar (april 2009) en als de volgende beweging zich voordoet, kan
ik me waarschijnlijk weer niet bedwingen.
Maar wat brengt het me? Vooral meer
drukte voor mezelf en irritatie bij m’n vrouw, als we op de bank zitten. En bij
m’n schoonouders, als we zitten te eten in een goed restaurant. En bij op-zich-hele-aardige-mensen met wie ik in principe in gesprek ben, maar die me
niet weten te boeien met hun gebrabbel.
Veel begrip
voor de sociaalmediagenieke mens is er in deze kringen niet. In de ogen van deze Twitterfoben ben
ik een in mezelf gekropen, contactgestoorde geek. En dat terwijl
ik juist zo fantastisch sociaaldigitaalcommunicatief bezig ben! Een bizarre
paradox eigenlijk. En misschien ook wel lachwekkend. Op een eigenaardige manier. Toch?
© David Serphos
*Druk op de gekleurde woorden voor uitleg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten