vrijdag 25 juli 2014

De vijand is niet meer onzichtbaar

Ik voel me somber en verdrietig. En boos. Nee, woedend. Op Jozias van Aartsen.
Nooit eerder heb ik het gevoel gehad onveilig te zijn in Nederland. Ja, natuurlijk is dat gevoel voor een onzichtbare vijand er altijd geweest, als kind op de met een hek beveiligde Joodse school en toen ik enkele dagen na 9/11 in een vliegtuig stapte, maar sinds gisteren is er iets veranderd. De vijand is niet meer onzichtbaar. Hij en nog honderd maatjes konden gisteren in Den Haag tijdens een demonstratie vrijuit roepen dat Joden dood moeten.
Dat doel, in verschillende kromme zinsconstructies uitgeschreeuwd, is gisteren gehoord door verschillende aanwezige journalisten. Zelfs de NOS heeft het durven melden. Toch verklaarde burgemeester Van Aartsen vandaag dat de aanwezige politie geen grensoverschrijdend gedrag heeft waargenomen. Dat kan betekenen dat de aanwezige dienders doof waren, maar aannemelijker lijkt het dat het scanderen van puur antisemitische en levensbedreigende taal voor Van Aartsen binnen de grenzen van het betamelijke valt. Hij laat het verder aan het OM over om te bepalen of er misschien toch dingen zijn gezegd die strafbaar zijn. Feit is dat Van Aartsen zelf te laf is geweest om op te treden tegen de vrienden van de Jihad en van ISIS, ontegenzeglijk de bloedigste en meest moorddadige schoften die vandaag deze aarde bevolken. Iemand met knikkende knieën zou niet de eerste burger van de stad van vrede en recht - bovendien de stad waar de regering zetelt - moeten zijn.

Van Aartsen laat in het gunstigste geval de verdenking op zich bang te zijn voor het tuig dat hij een demonstratievergunning heeft gegeven. In het ongunstige geval is hij iemand die het oproepen tot het doden van Joden en misschien wel die daad zelf niet zo ernstig vindt. Vorige week dronk hij - na een eerdere demonstratie met antisemitische elementen -een kopje koffie met vertegenwoordigers van het Centraal Joods Overleg en het CIDI, waarin hij aangaf dat er voor antisemitisme geen ruimte is in Den Haag. En dat brengt me tot de derde mogelijkheid: de man kan bang zijn voor haatzaaiers, maar niet voor een leugentje.

In alle drie de gevallen moet hij gedwongen worden op te stappen. Met zulke vrienden heeft het openbaar bestuur in Nederland geen vijanden nodig.

© David Serphos